aanwenden

Définition, traduction, prononciation, anagramme et synonyme sur le dictionnaire libre Wiktionnaire.

Néerlandais[modifier le wikicode]

Étymologie[modifier le wikicode]

Étymologie manquante ou incomplète. Si vous la connaissez, vous pouvez l’ajouter en cliquant ici.

Verbe [modifier le wikicode]

aanwenden transitif

Présent Prétérit
ik wend aan wendde aan
jij wendt aan
hij, zij, het wendt aan
wij wenden aan wendden aan
jullie wenden aan
zij wenden aan
u wendt aan wendde aan
Auxiliaire Participe présent Participe passé
hebben wenden aand aangewend
  1. Utiliser, employer, se servir de.
    • Alles aanwenden (om).
      Mettre tout en œuvre (pour).
    • Zijn gezag aanwenden.
      User de son autorité.
    • Verkeerde middelen aanwenden.
      Utiliser les mauvais moyens.
    • Pogingen aanwenden.
      Faire des tentatives.
  2. appliquer, pratiquer
    • Medicijnen aanwenden.
      Administrer des médicaments.
    • De sommen worden aangewend tot voldoening van de schuldvorderingen.
      Les sommes sont affectées au paiement des créances.
    • Kracht aanwenden.
      Déployer de la force.

Synonymes[modifier le wikicode]

Taux de reconnaissance[modifier le wikicode]

En 2013, ce mot était reconnu par[1] :
  • 99,2 % des Flamands,
  • 97,9 % des Néerlandais.

Prononciation[modifier le wikicode]

Prononciation manquante. (Ajouter)

Références[modifier le wikicode]

  1. Marc Brysbaert, Emmanuel Keuleers, Paweł Mandera et Michael Stevens, Woordenkennis van Nederlanders en Vlamingen anno 2013: Resultaten van het Groot Nationaal Onderzoek Taal, Université de Gand, 15 décembre 2013, 1266 p. → [lire en ligne]