bijscholen

Définition, traduction, prononciation, anagramme et synonyme sur le dictionnaire libre Wiktionnaire.

Néerlandais[modifier le wikicode]

Étymologie[modifier le wikicode]

Composé de l´adverbe “bij” et du verbe “scholen”.

Verbe [modifier le wikicode]

bijscholen \Prononciation ?\ transitif

Présent Prétérit
ik school bij schoolde bij
jij schoolt bij
hij, zij, het schoolt bij
wij scholen bij schoolden bij
jullie scholen bij
zij scholen bij
u schoolt bij schoolde bij
Auxiliaire Participe présent Participe passé
hebben scholen bijd bijgeschoold
  1. Perfectionner, recycler.
    • Het bijscholen, de bijscholing : le perfectionnement.
    • Het bijscholen van leraren : le recyclage des professeurs.

Apparentés étymologiques[modifier le wikicode]

Vocabulaire apparenté par le sens[modifier le wikicode]

Taux de reconnaissance[modifier le wikicode]

En 2013, ce mot était reconnu par[1] :
  • 100,0 % des Flamands,
  • 100,0 % des Néerlandais.


Prononciation[modifier le wikicode]

Références[modifier le wikicode]

  1. Marc Brysbaert, Emmanuel Keuleers, Paweł Mandera et Michael Stevens, Woordenkennis van Nederlanders en Vlamingen anno 2013: Resultaten van het Groot Nationaal Onderzoek Taal, Université de Gand, 15 décembre 2013, 1266 p. → [lire en ligne]