deprimeren

Définition, traduction, prononciation, anagramme et synonyme sur le dictionnaire libre Wiktionnaire.

Néerlandais[modifier le wikicode]

Étymologie[modifier le wikicode]

Du français déprimer.

Verbe [modifier le wikicode]

deprimeren transitif

Présent Prétérit
ik deprimeer deprimeerde
jij deprimeert
hij, zij, het deprimeert
wij deprimeren deprimeerden
jullie deprimeren
zij deprimeren
u deprimeert deprimeerde
Auxiliaire Participe présent Participe passé
hebben deprimerend gedeprimeerd
  1. Abattre.

Synonymes[modifier le wikicode]

Taux de reconnaissance[modifier le wikicode]

En 2013, ce mot était reconnu par[1] :
  • 98,3 % des Flamands,
  • 97,2 % des Néerlandais.

Prononciation[modifier le wikicode]

Prononciation manquante. (Ajouter)

Références[modifier le wikicode]

  1. Marc Brysbaert, Emmanuel Keuleers, Paweł Mandera et Michael Stevens, Woordenkennis van Nederlanders en Vlamingen anno 2013: Resultaten van het Groot Nationaal Onderzoek Taal, Université de Gand, 15 décembre 2013, 1266 p. → [lire en ligne]