doorzenden

Définition, traduction, prononciation, anagramme et synonyme sur le dictionnaire libre Wiktionnaire.

Néerlandais[modifier le wikicode]

Étymologie[modifier le wikicode]

Composé de door et zenden.

Verbe [modifier le wikicode]

doorzenden transitif

Présent Prétérit
ik zend door zond door
jij zendt door
hij, zij, het zendt door
wij zenden door zonden door
jullie zenden door
zij zenden door
u zendt door zond door
Auxiliaire Participe présent Participe passé
hebben zenden doord doorgezonden
  1. Renvoyer.
  2. Continuer à émettre, en parlant d'un programme de télévision, de radio, etc.

Synonymes[modifier le wikicode]

renvoyer

Vocabulaire apparenté par le sens[modifier le wikicode]

continuer à émettre

Prononciation[modifier le wikicode]

Prononciation manquante. (Ajouter)