herkauwen
Néerlandais[modifier le wikicode]
Étymologie[modifier le wikicode]
Verbe [modifier le wikicode]
herkauwen \Prononciation ?\ transitif
Présent | Prétérit | |
---|---|---|
ik | herkauw | herkauwde |
jij | herkauwt | |
hij, zij, het | herkauwt | |
wij | herkauwen | herkauwden |
jullie | herkauwen | |
zij | herkauwen | |
u | herkauwt | herkauwde |
Auxiliaire | Participe présent | Participe passé |
hebben | herkauwend | herkauwd |
- (Zoologie) Ruminer.
- (Sens figuré) Ressasser, ruminer.
Synonymes[modifier le wikicode]
- ruminer
- ressasser
Nom commun [modifier le wikicode]
herkauwen neutre
- Ressassements.
- Hij verdroeg gelaten dat voortdurende herkauwen.
- Il supportait calmement ces ressassements incessants.
- Hij verdroeg gelaten dat voortdurende herkauwen.
Taux de reconnaissance[modifier le wikicode]
- En 2013, ce mot était reconnu par[1] :
- 98,3 % des Flamands,
- 100,0 % des Néerlandais.
Prononciation[modifier le wikicode]
- Pays-Bas : écouter « herkauwen [Prononciation ?] »
Références[modifier le wikicode]
- ↑ Marc Brysbaert, Emmanuel Keuleers, Paweł Mandera et Michael Stevens, Woordenkennis van Nederlanders en Vlamingen anno 2013: Resultaten van het Groot Nationaal Onderzoek Taal, Université de Gand, 15 décembre 2013, 1266 p. → [lire en ligne]