inslaan

Définition, traduction, prononciation, anagramme et synonyme sur le dictionnaire libre Wiktionnaire.

Néerlandais[modifier le wikicode]

Étymologie[modifier le wikicode]

Dérivé par préfixation de slaan.

Verbe [modifier le wikicode]

Présent Prétérit
ik sla in sloeg in
jij slaat in
hij, zij, het slaat in
wij slaan in sloegen in
jullie slaan in
zij slaan in
u slaat in sloeg in
Auxiliaire Participe présent Participe passé
hebben slaan ind ingeslagen

inslaan \Prononciation ?\ transitif ou intransitif

  1. Ficher, enfoncer, frapper.
    • een spijker inslaan
      ficher un clou
  2. Briser.
    • een ruit inslaan
      briser une vitre
  3. Faire provision (de)
    • voedsel inslaan
      faire provision de nourriture
  4. (Intransitif) Tomber.
    • de bliksem is ingeslagen
      la foudre est tombée
    • (Sens figuré) de ingeslagen weg
      la voie tracée

Synonymes[modifier le wikicode]

ficher
briser
faire provision

Taux de reconnaissance[modifier le wikicode]

En 2013, ce mot était reconnu par[1] :
  • 98,7 % des Flamands,
  • 99,7 % des Néerlandais.

Prononciation[modifier le wikicode]

Références[modifier le wikicode]

  1. Marc Brysbaert, Emmanuel Keuleers, Paweł Mandera et Michael Stevens, Woordenkennis van Nederlanders en Vlamingen anno 2013: Resultaten van het Groot Nationaal Onderzoek Taal, Université de Gand, 15 décembre 2013, 1266 p. → [lire en ligne]