instappen

Définition, traduction, prononciation, anagramme et synonyme sur le dictionnaire libre Wiktionnaire.

Néerlandais[modifier le wikicode]

Étymologie[modifier le wikicode]

 Composé de in et de stappen.

Verbe [modifier le wikicode]

Présent Prétérit
ik stap in stapte in
jij stapt in
hij, zij, het stapt in
wij stappen in stapten in
jullie stappen in
zij stappen in
u stapt in stapte in
Auxiliaire Participe présent Participe passé
hebben stappen ind ingestapt

instappen \Prononciation ?\ intransitif

  1. Monter, prendre place à bord d’un véhicule.
    • in de trein stappen
      monter dans le train
    • in een auto stappen
      monter dans une voiture
    • in een boot stappen
      monter à bord d’un navire
    • reizigers voor Parijs, instappen!
      les voyageurs pour Paris, en voiture !
    • <op borden in station> niet instappen
      ne pas embarquer

Taux de reconnaissance[modifier le wikicode]

En 2013, ce mot était reconnu par[1] :
  • 99,0 % des Flamands,
  • 100,0 % des Néerlandais.

Prononciation[modifier le wikicode]

Références[modifier le wikicode]

  1. Marc Brysbaert, Emmanuel Keuleers, Paweł Mandera et Michael Stevens, Woordenkennis van Nederlanders en Vlamingen anno 2013: Resultaten van het Groot Nationaal Onderzoek Taal, Université de Gand, 15 décembre 2013, 1266 p. → [lire en ligne]