liggen
Néerlandais[modifier le wikicode]
Étymologie[modifier le wikicode]
Verbe [modifier le wikicode]
Présent | Prétérit | |
---|---|---|
ik | lig | lag |
jij | ligt | |
hij, zij, het | ligt | |
wij | liggen | lagen |
jullie | liggen | |
zij | liggen | |
u | ligt | lag |
Auxiliaire | Participe présent | Participe passé |
hebben | liggend | gelegen |
liggen \lɪ.ɣǝ:\ intransitif
- Être étendu, être couché.
- blijven liggen
- rester couché
- dat bed ligt zacht
- ce lit est doux
- blijven liggen
- Se trouver, être.
- goederen die blijven liggen
- des marchandises qui restent en souffrance
- goederen die blijven liggen
- ~ aan: Tenir (à).
- de storing ligt aan de slechte werking van de computer
- la panne est due au dysfonctionnement de l’ordinateur
- de storing ligt aan de slechte werking van de computer
Taux de reconnaissance[modifier le wikicode]
- En 2013, ce mot était reconnu par[1] :
- 99,6 % des Flamands,
- 99,3 % des Néerlandais.
Prononciation[modifier le wikicode]
- (Région à préciser) : écouter « liggen [lɪ.ɣǝ:] »
- Pays-Bas (partie continentale) (Wijchen) : écouter « liggen [Prononciation ?] »
Références[modifier le wikicode]
- ↑ Marc Brysbaert, Emmanuel Keuleers, Paweł Mandera et Michael Stevens, Woordenkennis van Nederlanders en Vlamingen anno 2013: Resultaten van het Groot Nationaal Onderzoek Taal, Université de Gand, 15 décembre 2013, 1266 p. → [lire en ligne]
Same du Nord[modifier le wikicode]
Forme de verbe [modifier le wikicode]
liggen /ˈliɡːen/