meten

Définition, traduction, prononciation, anagramme et synonyme sur le dictionnaire libre Wiktionnaire.

Espagnol[modifier le wikicode]

Forme de verbe [modifier le wikicode]

Voir la conjugaison du verbe meter
Indicatif Présent (yo) meten
(tú) meten
(vos) meten
(él/ella/usted) meten
(nosotros-as) meten
(vosotros-as) meten
(os) meten
(ellos-as/ustedes) meten
Imparfait (yo) meten
(tú) meten
(vos) meten
(él/ella/usted) meten
(nosotros-as) meten
(vosotros-as) meten
(os) meten
(ellos-as/ustedes) meten
Passé simple (yo) meten
(tú) meten
(vos) meten
(él/ella/usted) meten
(nosotros-as) meten
(vosotros-as) meten
(os) meten
(ellos-as/ustedes) meten
Futur simple (yo) meten
(tú) meten
(vos) meten
(él/ella/usted) meten
(nosotros-as) meten
(vosotros-as) meten
(os) meten
(ellos-as/ustedes) meten

meten \ˈme.ten\

  1. Troisième personne du pluriel du présent de l’indicatif de meter.

Prononciation[modifier le wikicode]

Néerlandais[modifier le wikicode]

Étymologie[modifier le wikicode]

Étymologie manquante ou incomplète. Si vous la connaissez, vous pouvez l’ajouter en cliquant ici.

Verbe [modifier le wikicode]

Présent Prétérit
ik meet mat
jij meet
hij, zij, het meet
wij meten maten
jullie meten
zij meten
u meet mat
Auxiliaire Participe présent Participe passé
hebben metend gemeten

meten \me.tǝⁿ\

  1. Mesurer.

Taux de reconnaissance[modifier le wikicode]

En 2013, ce mot était reconnu par[1] :
  • 100,0 % des Flamands,
  • 99,7 % des Néerlandais.

Prononciation[modifier le wikicode]

Références[modifier le wikicode]

  1. Marc Brysbaert, Emmanuel Keuleers, Paweł Mandera et Michael Stevens, Woordenkennis van Nederlanders en Vlamingen anno 2013: Resultaten van het Groot Nationaal Onderzoek Taal, Université de Gand, 15 décembre 2013, 1266 p. → [lire en ligne]