opkomen
Néerlandais[modifier le wikicode]
Étymologie[modifier le wikicode]
- Dérivé par préfixation de komen.
Verbe [modifier le wikicode]
opkomen \Prononciation ?\ intransitif
- Monter, lever, se lever.
- de zon komt op
- le soleil se lève
- het deeg komt op
- la pâte lève
- de zon komt op
- Venir à l’esprit.
- dat kwam niet bij mij op
- cela ne m’est pas venu à l’esprit
- dat kwam niet bij mij op
- Se présenter, comparaître.
- er waren slechts vijf leden opgekomen
- cinq membres seulement étaient venus à la réunion
- er waren slechts vijf leden opgekomen
- (Météorologie) S’annoncer, se préparer, survenir.
- het onweer komt op
- l’orage se prépare
- het onweer komt op
- Défendre.
- voor zichzelf opkomen
- faire valoir ses droits
- voor zichzelf opkomen
Synonymes[modifier le wikicode]
- monter
- venir à l’esprit
- se présenter
- s’annoncer
- défendre
Taux de reconnaissance[modifier le wikicode]
- En 2013, ce mot était reconnu par[1] :
- 99,1 % des Flamands,
- 99,3 % des Néerlandais.
Prononciation[modifier le wikicode]
- (Région à préciser) : écouter « opkomen [Prononciation ?] »
Références[modifier le wikicode]
- ↑ Marc Brysbaert, Emmanuel Keuleers, Paweł Mandera et Michael Stevens, Woordenkennis van Nederlanders en Vlamingen anno 2013: Resultaten van het Groot Nationaal Onderzoek Taal, Université de Gand, 15 décembre 2013, 1266 p. → [lire en ligne]