toenemen

Définition, traduction, prononciation, anagramme et synonyme sur le dictionnaire libre Wiktionnaire.

Néerlandais[modifier le wikicode]

Étymologie[modifier le wikicode]

Dérivé par préfixation de nemen.

Verbe [modifier le wikicode]

Présent Prétérit
ik neem toe nam toe
jij neemt toe
hij, zij, het neemt toe
wij nemen toe namen toe
jullie nemen toe
zij nemen toe
u neemt toe nam toe
Auxiliaire Participe présent Participe passé
hebben nemen toed toegenomen

toenemen \Prononciation ?\ intransitif

  1. Augmenter, s’accroître, grandir, redoubler.
    • doen toenemen
      accroître, augmenter
    • in 5 jaar is de omzet met bijna 500 % toegenomen
      en cinq ans, le chiffre d´affaires a progressé de près de 500 %
    • het aantal inwoners neemt toe
      le nombre d’habitants va en augmentan
    • teen toenemende goddeloosheid
      un athéisme croissant
    • in omvang toenemen
      prendre de l´ampleur
  2. S’aggraver.
    • de ziekte neemt toe
      la maladie empire

Synonymes[modifier le wikicode]

augmenter
aggraver


Prononciation[modifier le wikicode]