aankweken

Définition, traduction, prononciation, anagramme et synonyme sur le dictionnaire libre Wiktionnaire.

Néerlandais[modifier le wikicode]

Étymologie[modifier le wikicode]

Composé de la particule séparable aan et du verbe kweken (« cultiver, élever »).

Verbe [modifier le wikicode]

Présent Prétérit
ik kweek aan kweekte aan
jij kweekt aan
hij, zij, het kweekt aan
wij kweken aan kweekten aan
jullie kweken aan
zij kweken aan
u kweekt aan kweekte aan
Auxiliaire Participe présent Participe passé
hebben kweken aand aangekweekt

aankweken transitif

  1. Produire en cultivant.

Taux de reconnaissance[modifier le wikicode]

En 2013, ce mot était reconnu par[1] :
  • 88,4 % des Flamands,
  • 78,2 % des Néerlandais.

Prononciation[modifier le wikicode]

Références[modifier le wikicode]

  1. Marc Brysbaert, Emmanuel Keuleers, Paweł Mandera et Michael Stevens, Woordenkennis van Nederlanders en Vlamingen anno 2013: Resultaten van het Groot Nationaal Onderzoek Taal, Université de Gand, 15 décembre 2013, 1266 p. → [lire en ligne]