consumeren

Définition, traduction, prononciation, anagramme et synonyme sur le dictionnaire libre Wiktionnaire.

Néerlandais[modifier le wikicode]

Étymologie[modifier le wikicode]

Du latin consumere.

Verbe [modifier le wikicode]

consumeren transitif

Présent Prétérit
ik consumeer consumeerde
jij consumeert
hij, zij, het consumeert
wij consumeren consumeerden
jullie consumeren
zij consumeren
u consumeert consumeerde
Auxiliaire Participe présent Participe passé
hebben consumerend geconsumeerd
  1. Consommer, consumer.

Anciennes orthographes[modifier le wikicode]

Synonymes[modifier le wikicode]

Taux de reconnaissance[modifier le wikicode]

En 2013, ce mot était reconnu par[1] :
  • 98,7 % des Flamands,
  • 99,0 % des Néerlandais.

Prononciation[modifier le wikicode]

Prononciation manquante. (Ajouter)

Références[modifier le wikicode]

  1. Marc Brysbaert, Emmanuel Keuleers, Paweł Mandera et Michael Stevens, Woordenkennis van Nederlanders en Vlamingen anno 2013: Resultaten van het Groot Nationaal Onderzoek Taal, Université de Gand, 15 décembre 2013, 1266 p. → [lire en ligne]