deden

Définition, traduction, prononciation, anagramme et synonyme sur le dictionnaire libre Wiktionnaire.

Néerlandais[modifier le wikicode]

Forme de verbe [modifier le wikicode]

Présent Prétérit
ik doe deed
jij doet
hij, zij, het doet
wij doen deden
jullie doen
zij doen
u doet deed
Auxiliaire Participe présent Participe passé
hebben doend gedaan

deden

  1. Première, deuxième et troisième personne du pluriel du prétérit du verbe doen.
    • Ze deden hun werk goed.
      Ils faisaient bien leur boulot.

Taux de reconnaissance[modifier le wikicode]

En 2013, ce mot était reconnu par[1] :
  • 92,3 % des Flamands,
  • 97,1 % des Néerlandais.

Prononciation[modifier le wikicode]

Références[modifier le wikicode]

  1. Marc Brysbaert, Emmanuel Keuleers, Paweł Mandera et Michael Stevens, Woordenkennis van Nederlanders en Vlamingen anno 2013: Resultaten van het Groot Nationaal Onderzoek Taal, Université de Gand, 15 décembre 2013, 1266 p. → [lire en ligne]