Aller au contenu

eerlijkheid

Définition, traduction, prononciation, anagramme et synonyme sur le dictionnaire libre Wiktionnaire.
Dérivé de eerlijk, avec le suffixe -heid.

eerlijkheid

  1. Intégrité, honnêteté.
    • "Ik, Fabian Zè, historicus en docent aan de academie van Trozen op het rijke Tarmaddon, werd onrechtvaardig naar de planeet Fluori verbannen, omwille van mijn eerlijkheid als geschiedschrijver."  (Gust van Brussel, De Atlantica Kroniek, 2003, ISBN 9053252371)
      La traduction en français de l’exemple manque. (Ajouter)

Taux de reconnaissance

[modifier le wikicode]
En 2013, ce mot était reconnu par[1] :
  • 99,1 % des Flamands,
  • 100,0 % des Néerlandais.

Prononciation

[modifier le wikicode]

Références

[modifier le wikicode]
  1. Marc Brysbaert, Emmanuel Keuleers, Paweł Mandera et Michael Stevens, Woordenkennis van Nederlanders en Vlamingen anno 2013: Resultaten van het Groot Nationaal Onderzoek Taal [≈ Reconnaissance du vocabulaire des Néerlandais et des Flamands 2013 : résultats de la grande enquête nationale sur les langues], Université de Gand, 15 décembre 2013, 1266 pages. → [archive du fichier pdf en ligne]