gehoor
Néerlandais[modifier le wikicode]
Étymologie[modifier le wikicode]
- Étymologie manquante ou incomplète. Si vous la connaissez, vous pouvez l’ajouter en cliquant ici.
Nom commun [modifier le wikicode]
gehoor \Prononciation ?\
- Auditoire, audience.
- een aandachtig gehoor
- un auditoire attentif
- een aandachtig gehoor
- Audition, audience.
- ten gehore brengen <vooral media>
- diffuser
- (Sens figuré) geen gehoor krijgen
- rester lettre morte
- ten gehore brengen <vooral media>
- Ouïe.
- het gehoor kwetsen
- blesser l’oreille
- het gehoor kwetsen
- (Musique) Oreille.
- op het gehoor spelen
- muziek jouer d’oreille
- op het gehoor spelen
Synonymes[modifier le wikicode]
- auditoire
- audition
- ouïe
- oreille
Taux de reconnaissance[modifier le wikicode]
- En 2013, ce mot était reconnu par[1] :
- 99,5 % des Flamands,
- 97,9 % des Néerlandais.
Prononciation[modifier le wikicode]
- (Région à préciser) : écouter « gehoor [Prononciation ?] »
Références[modifier le wikicode]
- ↑ Marc Brysbaert, Emmanuel Keuleers, Paweł Mandera et Michael Stevens, Woordenkennis van Nederlanders en Vlamingen anno 2013: Resultaten van het Groot Nationaal Onderzoek Taal, Université de Gand, 15 décembre 2013, 1266 p. → [lire en ligne]