naakt
Néerlandais[modifier le wikicode]
Étymologie[modifier le wikicode]
Nom commun [modifier le wikicode]
naakt \Prononciation ?\ neutre
- Nu.
- Naakten fotograferen.
- Photografier des nus.
- Naakten fotograferen.
Synonymes[modifier le wikicode]
Adjectif [modifier le wikicode]
naakt \Prononciation ?\
- Nu (sans vêtements), dénudé.
- Geheel naakt.
- Entièrement nu / tout nu.
- Geheel naakt.
- Nu (dégarni).
- Naakte muren.
- Des murs nus.
- Naakte muren.
- (Sens figuré) Nu.
- De naakte waarheid.
- La vérité toute nue.
- De naakte waarheid.
Synonymes[modifier le wikicode]
- sans habits
- dégarni
- au figuré
Adverbe [modifier le wikicode]
naakt \Prononciation ?\
Vocabulaire apparenté par le sens[modifier le wikicode]
Taux de reconnaissance[modifier le wikicode]
- En 2013, ce mot était reconnu par[1] :
- 98,7 % des Flamands,
- 99,7 % des Néerlandais.
Prononciation[modifier le wikicode]
- (Région à préciser) : écouter « naakt [Prononciation ?] »
Références[modifier le wikicode]
- ↑ Marc Brysbaert, Emmanuel Keuleers, Paweł Mandera et Michael Stevens, Woordenkennis van Nederlanders en Vlamingen anno 2013: Resultaten van het Groot Nationaal Onderzoek Taal, Université de Gand, 15 décembre 2013, 1266 p. → [lire en ligne]