slapeloos
Néerlandais[modifier le wikicode]
Étymologie[modifier le wikicode]
Adjectif [modifier le wikicode]
slapeloos \Prononciation ?\
- Sans sommeil, insomniaque.
- een slapeloze nacht
- une nuit blanche
- dat bezorgt me slapeloze nachten
- cela m’empêche de dormir
- een slapeloze nacht
Adverbe [modifier le wikicode]
slapeloos \Prononciation ?\
- Sans dormir.
- de nacht slapeloos doorbrengen
- ne pas fermer l’œil de la nuit
- de nacht slapeloos doorbrengen
Taux de reconnaissance[modifier le wikicode]
- En 2013, ce mot était reconnu par[1] :
- 98,4 % des Flamands,
- 100,0 % des Néerlandais.
Prononciation[modifier le wikicode]
- (Région à préciser) : écouter « slapeloos [Prononciation ?] »
Références[modifier le wikicode]
- ↑ Marc Brysbaert, Emmanuel Keuleers, Paweł Mandera et Michael Stevens, Woordenkennis van Nederlanders en Vlamingen anno 2013: Resultaten van het Groot Nationaal Onderzoek Taal, Université de Gand, 15 décembre 2013, 1266 p. → [lire en ligne]