verbreken
Néerlandais[modifier le wikicode]
Étymologie[modifier le wikicode]
- Dérivé par préfixation de breken.
Verbe [modifier le wikicode]
verbreken \Prononciation ?\ transitif
- Briser, rompre, violer.
- Het zegel van een brief verbreken.
- Briser le sceau d’une lettre.
- Het contact, de banden met iemand verbreken
- Couper les ponts avec quelqu’un.
- Het zegel van een brief verbreken.
- (Automobile, Technique), Couper.
- De verbinding is verbroken.
- La ligne est coupée.
- Het contact verbreken.
- Couper le contact.
- De verbinding is verbroken.
- (Droit) Rompre, violer.
- Een contract verbreken.
- Rompre un contrat.
- Een belofte verbreken.
- Ne pas tenir une promesse.
- Een contract verbreken.
Synonymes[modifier le wikicode]
- briser
- couper
- rompre
Taux de reconnaissance[modifier le wikicode]
- En 2013, ce mot était reconnu par[1] :
- 98,8 % des Flamands,
- 99,3 % des Néerlandais.
Prononciation[modifier le wikicode]
→ Prononciation manquante. (Ajouter)
- (Région à préciser) : écouter « verbreken [Prononciation ?] »
Références[modifier le wikicode]
- ↑ Marc Brysbaert, Emmanuel Keuleers, Paweł Mandera et Michael Stevens, Woordenkennis van Nederlanders en Vlamingen anno 2013: Resultaten van het Groot Nationaal Onderzoek Taal, Université de Gand, 15 décembre 2013, 1266 p. → [lire en ligne]