verzet
Néerlandais[modifier le wikicode]
Étymologie[modifier le wikicode]
- Déverbal de verzetten « déplacer ».
Nom commun [modifier le wikicode]
verzet \Prononciation ?\ neutre (Indénombrable)
- Détente, délassement.
- Piano spelen is voor hem een verzetje.
- Jouer du piano le détend.
- Piano spelen is voor hem een verzetje.
- Déplacement.
- Het verzet van de naald in de naaimachine.
- Le déplacement de l’aiguille dans la machine à coudre.
- Het verzet van de naald in de naaimachine.
- Résistance.
- Verzet bieden.
- Résister (à).
- Lijdelijk verzet.
- Résistance passive.
- Verzet bieden.
- (Histoire) Résistance.
- In het verzet gaan.
- Prendre le Maquis.
- In het verzet gaan.
- (Droit) Opposition, recours, contredit.
- Verzet aantekenen.
- Faire opposition.
- Verzet afwijzen.
- Débouter de l’opposition, rejeter l’opposition.
- Verzet toewijzen.
- Accueillir l’opposition.
- Verzet aantekenen.
- (Cyclisme) Développement, démultiplication, braquet, changement de vitesse, dérailleur.
- Naar een hoger verzet schakelen.
- Passer à la vitesse supérieure.
- Naar een hoger verzet schakelen.
Synonymes[modifier le wikicode]
- détente
- déplacement
- résistance
- Résistance
- opposition
- développement
Taux de reconnaissance[modifier le wikicode]
- En 2013, ce mot était reconnu par[1] :
- 99,1 % des Flamands,
- 99,7 % des Néerlandais.
Prononciation[modifier le wikicode]
- (Région à préciser) : écouter « verzet [Prononciation ?] »
Références[modifier le wikicode]
- ↑ Marc Brysbaert, Emmanuel Keuleers, Paweł Mandera et Michael Stevens, Woordenkennis van Nederlanders en Vlamingen anno 2013: Resultaten van het Groot Nationaal Onderzoek Taal, Université de Gand, 15 décembre 2013, 1266 p. → [lire en ligne]