eerlijk
Néerlandais[modifier le wikicode]
Étymologie[modifier le wikicode]
Adjectif [modifier le wikicode]
eerlijk \e:ɾ.lɛk\
- Honnête, intègre, droit.
- een eerlijke concurrentie : une concurrence loyale
- een eerlijke behandeling : un traitement juste
- een eerlijke tegenstander : un adversaire loyal
- eerlijk is eerlijk : il faut reconnaître ce qui est; c’est de bonne guerre
- laten wij eerlijk wezen / zijn : soyons honnêtes
Adverbe [modifier le wikicode]
eerlijk \e:ɾ.lɛk\
- Franchement, sincèrement.
- eerlijk gezegd geloof ik het niet : franchement je ne le crois pas
- eerlijk zeggen hoe men over iemand denkt : dire franchement ce qu’on pense de quelqu’un
Synonymes[modifier le wikicode]
Dérivés[modifier le wikicode]
Taux de reconnaissance[modifier le wikicode]
- En 2013, ce mot était reconnu par[1] :
- 100,0 % des Flamands,
- 99,4 % des Néerlandais.
Prononciation[modifier le wikicode]
- (Région à préciser) : écouter « eerlijk [e:ɾ.lɛk] »
Références[modifier le wikicode]
- ↑ Marc Brysbaert, Emmanuel Keuleers, Paweł Mandera et Michael Stevens, Woordenkennis van Nederlanders en Vlamingen anno 2013: Resultaten van het Groot Nationaal Onderzoek Taal, Université de Gand, 15 décembre 2013, 1266 p. → [lire en ligne]