aangorden

Définition, traduction, prononciation, anagramme et synonyme sur le dictionnaire libre Wiktionnaire.

Néerlandais[modifier le wikicode]

Étymologie[modifier le wikicode]

Étymologie manquante ou incomplète. Si vous la connaissez, vous pouvez l’ajouter en cliquant ici.

Verbe 1 [modifier le wikicode]

Présent Prétérit
ik gord aan gordde aan
jij gordt aan
hij, zij, het gordt aan
wij gorden aan gordden aan
jullie gorden aan
zij gorden aan
u gordt aan gordde aan
Auxiliaire Participe présent Participe passé
hebben gorden aand aangegord

aangorden \Prononciation ?\ transitif

  1. Boucler.
  2. (Militaire) (Archaïsme) Ceindre (une arme).
  3. (Pronominal) (Militaire) (Archaïsme) S’armer.

Synonymes[modifier le wikicode]

s’armer

Taux de reconnaissance[modifier le wikicode]

En 2013, ce mot était reconnu par[1] :
  • 52,9 % des Flamands,
  • 49,8 % des Néerlandais.

Prononciation[modifier le wikicode]

Prononciation manquante. (Ajouter)

Références[modifier le wikicode]

  1. Marc Brysbaert, Emmanuel Keuleers, Paweł Mandera et Michael Stevens, Woordenkennis van Nederlanders en Vlamingen anno 2013: Resultaten van het Groot Nationaal Onderzoek Taal, Université de Gand, 15 décembre 2013, 1266 p. → [lire en ligne]