halen

Définition, traduction, prononciation, anagramme et synonyme sur le dictionnaire libre Wiktionnaire.
Voir aussi : Halen

Breton[modifier le wikicode]

Étymologie[modifier le wikicode]

De moyen breton holen, olen.

Nom commun [modifier le wikicode]

Singulier Pluriel
halen halenoù

halen \ˈhaːlən\ masculin

  1. Variante de holen.

Prononciation[modifier le wikicode]

Références[modifier le wikicode]

Gallois[modifier le wikicode]

Étymologie[modifier le wikicode]

Voir le breton holen.

Nom commun [modifier le wikicode]

halen \ˈhalɛn\ masculin

  1. Sel.
    • Nid yw sglodion mor flasus heb halen a finegr arnynt.
      Les frites ne sont pas aussi savoureuses sans sel ni vinaigre dessus.

Dérivés[modifier le wikicode]

Danois[modifier le wikicode]

Forme de nom commun [modifier le wikicode]

halen \Prononciation ?\ commun

  1. Singulier défini de hale.

Espagnol[modifier le wikicode]

Forme de verbe [modifier le wikicode]

Voir la conjugaison du verbe halar
Subjonctif Présent que (yo) halen
que (tú) halen
que (vos) halen
que (él/ella/usted) halen
que (nosotros-as) halen
que (vosotros-as) halen
que (os) halen
(ellos-as/ustedes) halen
Imparfait (en -ra) que (yo) halen
que (tú) halen
que (vos) halen
que (él/ella/usted) halen
que (nosotros-as) halen
que (vosotros-as) halen
que (os) halen
(ellos-as/ustedes) halen
Imparfait (en -se) que (yo) halen
que (tú) halen
que (vos) halen
que (él/ella/usted) halen
que (nosotros-as) halen
que (vosotros-as) halen
que (os) halen
(ellos-as/ustedes) halen
Futur que (yo) halen
que (tú) halen
que (vos) halen
que (él/ella/usted) halen
que (nosotros-as) halen
que (vosotros-as) halen
que (os) halen
(ellos-as/ustedes) halen
Impératif Présent (tú) halen
(vos) halen
(usted) halen
(nosotros-as) halen
(vosotros-as) halen
(os) halen
(ustedes) halen

halen \ˈa.len\

  1. Troisième personne du pluriel du présent du subjonctif de halar.
  2. Troisième personne du pluriel de l’impératif de halar.

Prononciation[modifier le wikicode]

Néerlandais[modifier le wikicode]

Étymologie[modifier le wikicode]

Étymologie manquante ou incomplète. Si vous la connaissez, vous pouvez l’ajouter en cliquant ici.

Verbe [modifier le wikicode]

Présent Prétérit
ik haal haalde
jij haalt
hij, zij, het haalt
wij halen haalden
jullie halen
zij halen
u haalt haalde
Auxiliaire Participe présent Participe passé
hebben halend gehaald

halen \Prononciation ?\ transitif

  1. Aller chercher, ramener.
    • In de zeventiende eeuw zagen Nederlanders hun kans schoon om geld te verdienen met de import van onder meer peper. De specerij werd toen met tonnen tegelijk naar Nederland gehaald, waardoor het enigszins zijn exquise imago verloor en voor meer mensen beschikbaar werd. — (Adriaan ter Braack, « Waarom is peper een van de gangbaarste smaakmakers? » sur quest.nl, le 31 octobre 2022. → lire en ligne)
      La traduction en français de l’exemple manque. (Ajouter)
    • Ik haal even mijn fiets uit de schuur.
      Je vais chercher mon vélo à la remise.
  2. Atteindre, attraper, parvenir, saisir.
    • De 27-jarige Broeders kon zich vrijdag met vier sprongen plaatsen voor de finale. Hij haalde 5,50 en 5,65 meter bij zijn eerste poging, maar moest twee keer proberen om 5,75 meter te overschrijden. Broeders heeft het Belgische record (5,85 meter) in handen. — (« Een overzicht van zondagnacht: wereldrecords in polsstokspringen en op 100 meter horden » sur destandaard.be, le 25 juillet 2022. → lire en ligne)
      La traduction en français de l’exemple manque. (Ajouter)
    • Hoe haal je het in je hoofd?
      Comment peux-tu te mettre ça dans la tête?
    • Hij haalt het niet bij jou.
      Il ne t’arrive pas à la cheville.
    • Zijn trein halen.
      Attraper son train.
    • Zijn overstap niet halen.
      Manquer sa correspondance.

Synonymes[modifier le wikicode]

Antonymes[modifier le wikicode]

Dérivés[modifier le wikicode]

Forme de nom commun [modifier le wikicode]

halen \Prononciation ?\

  1. Pluriel de haal.

Taux de reconnaissance[modifier le wikicode]

En 2013, ce mot était reconnu par[1] :
  • 99,6 % des Flamands,
  • 100,0 % des Néerlandais.

Prononciation[modifier le wikicode]

Références[modifier le wikicode]

  1. Marc Brysbaert, Emmanuel Keuleers, Paweł Mandera et Michael Stevens, Woordenkennis van Nederlanders en Vlamingen anno 2013: Resultaten van het Groot Nationaal Onderzoek Taal, Université de Gand, 15 décembre 2013, 1266 p. → [lire en ligne]

Tchèque[modifier le wikicode]

Forme de verbe [modifier le wikicode]

Masculin Féminin Neutre
animé inanimé
Singulier halen halen halena haleno
Pluriel haleni haleny haleny halena

halen \Prononciation ?\

  1. Participe passif masculin singulier de halit.