Schaarbekenaar
Néerlandais[modifier le wikicode]
Étymologie[modifier le wikicode]
- Dérivé de Schaarbeek, avec le suffixe -aar.
Nom commun [modifier le wikicode]
| Nombre | Singulier | Pluriel |
|---|---|---|
| Nom | Schaarbekenaar | Schaarbekenaars Schaarbekenaren |
| Diminutif | Schaarbekenaartje | Schaarbekenaartjes |
Schaarbekenaar \Prononciation ?\ masculin (pour une femme, on dit : Schaarbekenares)
- (Géographie) Schaerbeekois, habitant de Schaerbeek.
Hoe en wanneer de Schaarbekenaar de tien parkeerkaarten zal kunnen aanvragen, is nog niet duidelijk. “Begin februari bespreken we de technische modaliteiten met Parking.brussels”, aldus de schepen.
— (KVDP, « Schaarbeek gaat 400.000 gratis parkeerkaarten voor bezoekers uitdelen », sur Bruzz.be, 17 janvier 2021 → lire en ligne)
Vocabulaire apparenté par le sens[modifier le wikicode]
Notes[modifier le wikicode]
- Ce mot est un gentilé. Un gentilé désigne les habitants d’un lieu, les personnes qui en sont originaires ou qui le représentent (par exemple, les membres d’une équipe sportive).