documenten

Espagnol

Forme de verbe

Voir la conjugaison du verbe documentar
Subjonctif	Présent	que (yo) documenten
		que (tú) documenten
		que (vos) documenten
		que (él/ella/usted) documenten
		que (nosotros-as) documenten
		que (vosotros-as) documenten
		que (os) documenten
		(ellos-as/ustedes) documenten
	Imparfait (en -ra)	que (yo) documenten
		que (tú) documenten
		que (vos) documenten
		que (él/ella/usted) documenten
		que (nosotros-as) documenten
		que (vosotros-as) documenten
		que (os) documenten
		(ellos-as/ustedes) documenten
	Imparfait (en -se)	que (yo) documenten
		que (tú) documenten
		que (vos) documenten
		que (él/ella/usted) documenten
		que (nosotros-as) documenten
		que (vosotros-as) documenten
		que (os) documenten
		(ellos-as/ustedes) documenten
	Futur	que (yo) documenten
		que (tú) documenten
		que (vos) documenten
		que (él/ella/usted) documenten
		que (nosotros-as) documenten
		que (vosotros-as) documenten
		que (os) documenten
		(ellos-as/ustedes) documenten
Impératif	Présent	(tú) documenten
		(vos) documenten
		(usted) documenten
		(nosotros-as) documenten
		(vosotros-as) documenten
		(os) documenten
		(ustedes) documenten

documenten \do.kuˈmen.ten\

1. Troisième personne du pluriel du présent du subjonctif de documentar.
2. Troisième personne du pluriel de l’impératif de documentar.

Prononciation

• Madrid : \do.kuˈmen.ten\
• Séville : \do.kuˈmeŋ.teŋ\
• Mexico, Bogota : \do.kuˈmen.t(e)n\
• Santiago du Chili, Caracas : \do.kuˈmeŋ.teŋ\
• Montevideo, Buenos Aires : \do.kuˈmen.ten\