geschiedschrijver

Définition, traduction, prononciation, anagramme et synonyme sur le dictionnaire libre Wiktionnaire.

Néerlandais[modifier le wikicode]

Étymologie[modifier le wikicode]

Composé de geschied et de schrijver.

Nom commun [modifier le wikicode]

geschiedschrijver masculin

  1. Historien.
    • "Ik, Fabian Zè, historicus en docent aan de academie van Trozen op het rijke Tarmaddon, werd onrechtvaardig naar de planeet Fluori verbannen, omwille van mijn eerlijkheid als geschiedschrijver." — (Gust van Brussel, De Atlantica Kroniek, 2003, ISBN 9053252371)

Synonymes[modifier le wikicode]

Prononciation[modifier le wikicode]

  • (Région à préciser) : écouter « geschiedschrijver [Prononciation ?] »