opduiken

Définition, traduction, prononciation, anagramme et synonyme sur le dictionnaire libre Wiktionnaire.

Néerlandais[modifier le wikicode]

Étymologie[modifier le wikicode]

Dérivé par préfixation de duiken.

Verbe [modifier le wikicode]

Présent Prétérit
ik duik op dook op
jij duikt op
hij, zij, het duikt op
wij duiken op doken op
jullie duiken op
zij duiken op
u duikt op dook op
Auxiliaire Participe présent Participe passé
hebben duiken opd opgedoken

opduiken

  1. Émerger, apparaître, faire surface.
    • De pinguïn dook weer op met een visje in zijn bek. = Le pingouin refit surface un poisson dans le bec.
  2. Rapporter à la surface.
    • Zij doken een Griekse amfoor op tijdens hun vakantie aan de Egeïsche kust. = Ils ont rapporté à la surface une amphore grecque pendant leurs vacances sur la côte égéenne.

Synonymes[modifier le wikicode]

Taux de reconnaissance[modifier le wikicode]

En 2013, ce mot était reconnu par[1] :
  • 98,6 % des Flamands,
  • 99,7 % des Néerlandais.


Prononciation[modifier le wikicode]

Références[modifier le wikicode]

  1. Marc Brysbaert, Emmanuel Keuleers, Paweł Mandera et Michael Stevens, Woordenkennis van Nederlanders en Vlamingen anno 2013: Resultaten van het Groot Nationaal Onderzoek Taal, Université de Gand, 15 décembre 2013, 1266 p. → [lire en ligne]