genoodzaakt
Néerlandais[modifier le wikicode]
Étymologie[modifier le wikicode]
- Participe passé de noodzaken (contraindre).
Adjectif [modifier le wikicode]
genoodzaakt \Prononciation ?\
- Contraint.
zich genoodzaakt zien
- se voir contraint, obligé de
ik zie mij genoodzaakt in te grijpen
- je me vois obligé de
Prononciation[modifier le wikicode]
- (Région à préciser) : écouter « genoodzaakt [Prononciation ?] »