premie
:
Néerlandais
Étymologie
- Du latin praemium.
Nom commun
premie \Prononciation ?\ féminin
- Prime.
- verzekeringspremie
- prime d’assurance
- verzekeringspremie
- Prix, prime.
- de winnaar kreeg een premie van 5 000 euro
- le gagnant reçut un prix de 5 000 euros
- een reis als premie
- un voyage en prime
- de winnaar kreeg een premie van 5 000 euro
- Cotisation.
- de sociale premies
- les cotisations sociales
- premie betalen
- payer des cotisations, cotiser
- tijdens mijn verblijf in het buitenland heb ik geen sociale premies betaald
- pendant mon séjour à l’étranger, je n’ai pas cotisé à la Sécurité sociale
- achterstallige premie
- prime arriérée
- reeds vervallen premie
- prime échue
- de sociale premies
Synonymes
- prime
- prix
- cotisation
Taux de reconnaissance
- En 2013, ce mot était reconnu par[1] :
- 98,5 % des Flamands,
- 99,4 % des Néerlandais.
Prononciation
- Pays-Bas : écouter « premie [Prononciation ?] »
Références
- ↑ Marc Brysbaert, Emmanuel Keuleers, Paweł Mandera et Michael Stevens, Woordenkennis van Nederlanders en Vlamingen anno 2013: Resultaten van het Groot Nationaal Onderzoek Taal, Université de Gand, 15 décembre 2013, 1266 p. → [lire en ligne]