bestuderen

Définition, traduction, prononciation, anagramme et synonyme sur le dictionnaire libre Wiktionnaire.

Néerlandais[modifier le wikicode]

Étymologie[modifier le wikicode]

Composé de la particule inséparable “be” et du verbe “studeren”.

Verbe [modifier le wikicode]

bestuderen transitif

Présent Prétérit
ik bestudeer bestudeerde
jij bestudeert
hij, zij, het bestudeert
wij bestuderen bestudeerden
jullie bestuderen
zij bestuderen
u bestudeert bestudeerde
Auxiliaire Participe présent Participe passé
hebben bestuderend bestudeerd
  1. Étudier.

Anciennes orthographes[modifier le wikicode]

  • bestudeeren

Synonymes[modifier le wikicode]

Taux de reconnaissance[modifier le wikicode]

En 2013, ce mot était reconnu par[1] :
  • 98,4 % des Flamands,
  • 99,7 % des Néerlandais.

Prononciation[modifier le wikicode]

Prononciation manquante. (Ajouter)

Références[modifier le wikicode]

  1. Marc Brysbaert, Emmanuel Keuleers, Paweł Mandera et Michael Stevens, Woordenkennis van Nederlanders en Vlamingen anno 2013: Resultaten van het Groot Nationaal Onderzoek Taal, Université de Gand, 15 décembre 2013, 1266 p. → [lire en ligne]