neerlaten

Définition, traduction, prononciation, anagramme et synonyme sur le dictionnaire libre Wiktionnaire.

Néerlandais[modifier le wikicode]

Étymologie[modifier le wikicode]

Dérivé par préfixation du verbe laten.

Verbe [modifier le wikicode]

Présent Prétérit
ik laat neer liet neer
jij laat neer
hij, zij, het laat neer
wij laten neer lieten neer
jullie laten neer
zij laten neer
u laat neer liet neer
Auxiliaire Participe présent Participe passé
hebben laten neerd neergelaten

neerlaten \ne:ɾ.la.tə:\ transitif

  1. Baisser.

Antonymes[modifier le wikicode]

Vocabulaire apparenté par le sens[modifier le wikicode]

Taux de reconnaissance[modifier le wikicode]

En 2013, ce mot était reconnu par[1] :
  • 97,3 % des Flamands,
  • 96,2 % des Néerlandais.

Prononciation[modifier le wikicode]

Références[modifier le wikicode]

  1. Marc Brysbaert, Emmanuel Keuleers, Paweł Mandera et Michael Stevens, Woordenkennis van Nederlanders en Vlamingen anno 2013: Resultaten van het Groot Nationaal Onderzoek Taal, Université de Gand, 15 décembre 2013, 1266 p. → [lire en ligne]