doorstoten

Définition, traduction, prononciation, anagramme et synonyme sur le dictionnaire libre Wiktionnaire.
Révision datée du 18 juin 2019 à 14:39 par Surbot (discussion | contributions) (→‎Néerlandais : Ajout du taux de reconnaissance)

Néerlandais

Étymologie

Composé de “door” et “stoten”.

Verbe

doorstoten intransitif

Présent Prétérit
ik stoot door stootte door
jij stoot door
hij, zij, het stoot door
wij stoten door stootten door
jullie stoten door
zij stoten door
u stoot door stootte door
Auxiliaire Participe présent Participe passé
zijn stoten doord doorgestoten
  1. Entrer, pénétrer.

Synonymes

Apparentés étymologiques

Vocabulaire apparenté par le sens

Taux de reconnaissance

En 2013, ce mot était reconnu par[1] :
  • 98,4 % des Flamands,
  • 99,0 % des Néerlandais.

Prononciation

Prononciation manquante. (Ajouter)

Références

  1. Marc Brysbaert, Emmanuel Keuleers, Paweł Mandera et Michael Stevens, Woordenkennis van Nederlanders en Vlamingen anno 2013: Resultaten van het Groot Nationaal Onderzoek Taal, Université de Gand, 15 décembre 2013, 1266 p. → [lire en ligne]