schrikkeldag
Néerlandais
Étymologie
- Composé du radical de schrikkelen « sautiller » et de dag « jour ».
Nom commun
schrikkeldag \Prononciation ?\ masculin
- (Mesure du temps) Jour intercalaire.
- De schrikkeldag valt op 29 februari om de vier jaren, behalve als het cijfer van het jaar deelbaar is door 100 maar niet door 400.
- Le jour intercalaire est le 29 février, tous les 4 ans, sauf si le chiffre de l’année est divisible par 100 mais pas par 400.
- De schrikkeldag valt op 29 februari om de vier jaren, behalve als het cijfer van het jaar deelbaar is door 100 maar niet door 400.
Vocabulaire apparenté par le sens
Taux de reconnaissance
- En 2013, ce mot était reconnu par[1] :
- 98,0 % des Flamands,
- 96,2 % des Néerlandais.
Voir aussi
- schrikkeldag sur l’encyclopédie Wikipédia (en néerlandais)
Prononciation
- (Région à préciser) : écouter « schrikkeldag [Prononciation ?] »
Références
- ↑ Marc Brysbaert, Emmanuel Keuleers, Paweł Mandera et Michael Stevens, Woordenkennis van Nederlanders en Vlamingen anno 2013: Resultaten van het Groot Nationaal Onderzoek Taal, Université de Gand, 15 décembre 2013, 1266 p. → [lire en ligne]