uiterlijk
Apparence
Étymologie
- Étymologie manquante ou incomplète. Si vous la connaissez, vous pouvez l’ajouter en cliquant ici.
Nom commun
uiterlijk \ʌj.tǝɾ.lɛk\ neutre
- Extérieur, aspect.
- (Sens figuré) Apparence.
- niet op het uiterlijk afgaan
- ne pas se fier aux apparences
- niet op het uiterlijk afgaan
Adjectif
uiterlijk \ʌj.tǝɾ.lɛk\
Adverbe
uiterlijk \Prononciation ?\
- Au plus tard.
- uiterlijk (op) 1 november
- le 1er novembre au plus tard
- de goederen dienen uiterlijk 31 oktober te worden geleverd
- les marchandises doivent être livrées au 31 octobre, délai de rigueur
- uiterlijk (op) 1 november
Taux de reconnaissance
- En 2013, ce mot était reconnu par[1] :
- 100,0 % des Flamands,
- 99,3 % des Néerlandais.
Prononciation
- \ʌj.tǝɾ.lɛk\
- (Région à préciser) : écouter « uiterlijk [ʌj.tǝɾ.lɛk] »
Références
- ↑ Marc Brysbaert, Emmanuel Keuleers, Paweł Mandera et Michael Stevens, Woordenkennis van Nederlanders en Vlamingen anno 2013: Resultaten van het Groot Nationaal Onderzoek Taal, Université de Gand, 15 décembre 2013, 1266 p. → [lire en ligne]