verzorgen
Néerlandais
Étymologie
- Dérivé par préfixation de zorgen « s’occuper de ».
Verbe
verzorgen \Prononciation ?\ transitif
- Soigner.
- Zijn nagels verzorgen.
- Soigner ses ongles.
- Ze werd goe verzorgd toen ze ziek was.
- Elle a bien été soignée quand elle était malade.
- De kinderen verzorgen.
- Prendre soin des enfants.
- Zijn nagels verzorgen.
- Se charger (de), effectuer.
- De kok had het diner in zijn eentje verzorgd.
- Le cuisinier avait préparé le dîner tout seul.
- De vertolking verzorgen.
- Assurer l’interprétation.
- Wij verzorgen een vaste, techtstreekse verbinding met deze bestemming.
- Nous assurons une ligne directe et régulière sur cette destination.
- De kok had het diner in zijn eentje verzorgd.
Taux de reconnaissance
- En 2013, ce mot était reconnu par[1] :
- 100,0 % des Flamands,
- 99,3 % des Néerlandais.
Prononciation
- (Région à préciser) : écouter « verzorgen [Prononciation ?] »
Références
- ↑ Marc Brysbaert, Emmanuel Keuleers, Paweł Mandera et Michael Stevens, Woordenkennis van Nederlanders en Vlamingen anno 2013: Resultaten van het Groot Nationaal Onderzoek Taal, Université de Gand, 15 décembre 2013, 1266 p. → [lire en ligne]