aanbevelen
Apparence
Étymologie
[modifier le wikicode]- Dérivé par préfixation de bevelen « commander ».
Verbe
[modifier le wikicode]Présent | Prétérit | |
---|---|---|
ik | beveel aan | beval aan |
jij | beveelt aan | |
hij, zij, het | beveelt aan | |
wij | bevelen aan | bevalen aan |
jullie | bevelen aan | |
zij | bevelen aan | |
u | beveelt aan | beval aan |
Auxiliaire | Participe présent | Participe passé |
hebben | bevelen aand | aanbevolen |
aanbevelen \Prononciation ?\ transitif
- Reccomander.
- Wij houden ons voor uw verdere orders aanbevolen.
- Nous nous recommandons à vos ordres ultérieurs.
Ik houd mij aanbevolen voor
- Je suis toujours preneur (de).
- Wij houden ons voor uw verdere orders aanbevolen.
- (Commerce) Préconiser.
- Citroën beveelt Total aan.
- Citroën préconise Total.
- Citroën beveelt Total aan.
Synonymes
[modifier le wikicode]Apparentés étymologiques
[modifier le wikicode]Taux de reconnaissance
[modifier le wikicode]- En 2013, ce mot était reconnu par[1] :
- 99,6 % des Flamands,
- 98,7 % des Néerlandais.
Prononciation
[modifier le wikicode]→ Prononciation manquante. (Ajouter)
- Pays-Bas : écouter « aanbevelen [Prononciation ?] »
Références
[modifier le wikicode]- ↑ Marc Brysbaert, Emmanuel Keuleers, Paweł Mandera et Michael Stevens, Woordenkennis van Nederlanders en Vlamingen anno 2013: Resultaten van het Groot Nationaal Onderzoek Taal [≈ Reconnaissance du vocabulaire des Néerlandais et des Flamands 2013 : résultats de la grande enquête nationale sur les langues], Université de Gand, 15 décembre 2013, 1266 pages. → [archive du fichier pdf en ligne]