bijeenroepen

Définition, traduction, prononciation, anagramme et synonyme sur le dictionnaire libre Wiktionnaire.

Néerlandais[modifier le wikicode]

Étymologie[modifier le wikicode]

Composé de l´adverbe “bijeen” et du verbe “roepen”.

Verbe [modifier le wikicode]

bijeenroepen \Prononciation ?\ transitif

Présent Prétérit
ik roep bijeen riep bijeen
jij roept bijeen
hij, zij, het roept bijeen
wij roepen bijeen riepen bijeen
jullie roepen bijeen
zij roepen bijeen
u roept bijeen riep bijeen
Auxiliaire Participe présent Participe passé
hebben roepen bijeend bijeengeroepen
  1. Convoquer, réunir.
    • een algemene vergadering bijeenroepen : convoquer une assemblée générale.
    • het bijeenroepen : la convocation.

Synonymes[modifier le wikicode]

Taux de reconnaissance[modifier le wikicode]

En 2013, ce mot était reconnu par[1] :
  • 94,8 % des Flamands,
  • 96,2 % des Néerlandais.


Prononciation[modifier le wikicode]

Références[modifier le wikicode]

  1. Marc Brysbaert, Emmanuel Keuleers, Paweł Mandera et Michael Stevens, Woordenkennis van Nederlanders en Vlamingen anno 2013: Resultaten van het Groot Nationaal Onderzoek Taal, Université de Gand, 15 décembre 2013, 1266 p. → [lire en ligne]