completeren

Définition, traduction, prononciation, anagramme et synonyme sur le dictionnaire libre Wiktionnaire.

Néerlandais[modifier le wikicode]

Étymologie[modifier le wikicode]

Du français compléter.

Verbe [modifier le wikicode]

completeren transitif

Présent Prétérit
ik completeer completeerde
jij completeert
hij, zij, het completeert
wij completeren completeerden
jullie completeren
zij completeren
u completeert completeerde
Auxiliaire Participe présent Participe passé
hebben completerend gecompleteerd
  1. Compléter, remplir.

Anciennes orthographes[modifier le wikicode]

  • completeeren

Synonymes[modifier le wikicode]

Taux de reconnaissance[modifier le wikicode]

En 2013, ce mot était reconnu par[1] :
  • 78,3 % des Flamands,
  • 91,6 % des Néerlandais.

Prononciation[modifier le wikicode]

Prononciation manquante. (Ajouter)

Références[modifier le wikicode]

  1. Marc Brysbaert, Emmanuel Keuleers, Paweł Mandera et Michael Stevens, Woordenkennis van Nederlanders en Vlamingen anno 2013: Resultaten van het Groot Nationaal Onderzoek Taal, Université de Gand, 15 décembre 2013, 1266 p. → [lire en ligne]