inkleden

Définition, traduction, prononciation, anagramme et synonyme sur le dictionnaire libre Wiktionnaire.

Néerlandais[modifier le wikicode]

Étymologie[modifier le wikicode]

Composé de la préposition in et du verbe kleden (habiller).

Verbe [modifier le wikicode]

Présent Prétérit
ik kleed in kleedde in
jij kleedt in
hij, zij, het kleedt in
wij kleden in kleedden in
jullie kleden in
zij kleden in
u kleedt in kleedde in
Auxiliaire Participe présent Participe passé
hebben kleden ind ingekleed

inkleden transitif

  1. Envelopper, présenter, formuler.
    • Hoe zal ik mijn vraag inkleden? : comment vais-je formuler ma question?

Synonymes[modifier le wikicode]

Locution-phrase [modifier le wikicode]

Taux de reconnaissance[modifier le wikicode]

En 2013, ce mot était reconnu par[1] :
  • 98,3 % des Flamands,
  • 91,0 % des Néerlandais.

Prononciation[modifier le wikicode]

Prononciation manquante. (Ajouter)

Références[modifier le wikicode]

  1. Marc Brysbaert, Emmanuel Keuleers, Paweł Mandera et Michael Stevens, Woordenkennis van Nederlanders en Vlamingen anno 2013: Resultaten van het Groot Nationaal Onderzoek Taal, Université de Gand, 15 décembre 2013, 1266 p. → [lire en ligne]