tegenhouden
Néerlandais[modifier le wikicode]
Étymologie[modifier le wikicode]
Verbe [modifier le wikicode]
Présent | Prétérit | |
---|---|---|
ik | hou tegen | hield tegen |
jij | houdt tegen | |
hij, zij, het | houdt tegen | |
wij | houden tegen | hielden tegen |
jullie | houden tegen | |
zij | houden tegen | |
u | houdt tegen | hield tegen |
Auxiliaire | Participe présent | Participe passé |
hebben | houden tegend | tegengehouden |
tegenhouden \Prononciation ?\ transitif
- Retenir, arrêter.
kan de inflatie door een prijsstop worden tegengehouden?
- un simple blocage des salaires permettrait-il de stopper l’inflation ?
Synonymes[modifier le wikicode]
Taux de reconnaissance[modifier le wikicode]
- En 2013, ce mot était reconnu par[1] :
- 100,0 % des Flamands,
- 99,1 % des Néerlandais.
Prononciation[modifier le wikicode]
- (Région à préciser) : écouter « tegenhouden [Prononciation ?] »
Références[modifier le wikicode]
- ↑ Marc Brysbaert, Emmanuel Keuleers, Paweł Mandera et Michael Stevens, Woordenkennis van Nederlanders en Vlamingen anno 2013: Resultaten van het Groot Nationaal Onderzoek Taal, Université de Gand, 15 décembre 2013, 1266 p. → [lire en ligne]