wijten

Définition, traduction, prononciation, anagramme et synonyme sur le dictionnaire libre Wiktionnaire.

Néerlandais[modifier le wikicode]

Étymologie[modifier le wikicode]

Étymologie manquante ou incomplète. Si vous la connaissez, vous pouvez l’ajouter en cliquant ici.

Verbe [modifier le wikicode]

Présent Prétérit
ik wijt weet
jij wijt
hij, zij, het wijt
wij wijten weten
jullie wijten
zij wijten
u wijt weet
Auxiliaire Participe présent Participe passé
hebben wijtend geweten

wijten \ʋɛj.tə:\

  1. Imputer, attribuer.
    • hij weet zijn ongeluk aan hem : il lui attribua (la responsabilité de) son accident.
    • omstandigheden die aan X. zijn te wijten : des circonstances imputables à X.
    • te wijten zijn aan : être dû à.

Taux de reconnaissance[modifier le wikicode]

En 2013, ce mot était reconnu par[1] :
  • 95,3 % des Flamands,
  • 92,2 % des Néerlandais.


Prononciation[modifier le wikicode]

Références[modifier le wikicode]

  1. Marc Brysbaert, Emmanuel Keuleers, Paweł Mandera et Michael Stevens, Woordenkennis van Nederlanders en Vlamingen anno 2013: Resultaten van het Groot Nationaal Onderzoek Taal, Université de Gand, 15 décembre 2013, 1266 p. → [lire en ligne]