aantreden
Néerlandais[modifier le wikicode]
Étymologie[modifier le wikicode]
Verbe [modifier le wikicode]
Présent | Prétérit | |
---|---|---|
ik | treed aan | trad aan |
jij | treedt aan | |
hij, zij, het | treedt aan | |
wij | treden aan | traden aan |
jullie | treden aan | |
zij | treden aan | |
u | treedt aan | trad aan |
Auxiliaire | Participe présent | Participe passé |
zijn | treden aand | aangetreden |
aantreden \Prononciation ?\ intransitif
- S’approcher, s’avancer.
- Se rassembler.
- Het aantreden.
- Le rassemblement.
- Het aantreden.
- Entrer en fonction.
- Het aantreden.
- L’entrée en fonction.
- Het aantreden.
Antonymes[modifier le wikicode]
entrer en fonction
Taux de reconnaissance[modifier le wikicode]
- En 2013, ce mot était reconnu par[1] :
- 98,0 % des Flamands,
- 100,0 % des Néerlandais.
Prononciation[modifier le wikicode]
- Pays-Bas : écouter « aantreden [Prononciation ?] »
Références[modifier le wikicode]
- ↑ Marc Brysbaert, Emmanuel Keuleers, Paweł Mandera et Michael Stevens, Woordenkennis van Nederlanders en Vlamingen anno 2013: Resultaten van het Groot Nationaal Onderzoek Taal, Université de Gand, 15 décembre 2013, 1266 p. → [lire en ligne]