aankondigen

Définition, traduction, prononciation, anagramme et synonyme sur le dictionnaire libre Wiktionnaire.

Néerlandais[modifier le wikicode]

Étymologie[modifier le wikicode]

Étymologie manquante ou incomplète. Si vous la connaissez, vous pouvez l’ajouter en cliquant ici.

Verbe [modifier le wikicode]

Présent Prétérit
ik kondig aan kondigde aan
jij kondigt aan
hij, zij, het kondigt aan
wij kondigen aan kondigden aan
jullie kondigen aan
zij kondigen aan
u kondigt aan kondigde aan
Auxiliaire Participe présent Participe passé
hebben aankondigend aangekondigd

aankondigen \Prononciation ?\ transitif

  1. Annoncer, introduire, publier, afficher.
  2. Apprendre à, faire part de.
    • Een huwelijk aankondigen.
      Faire part d’un mariage.
    • Iets met veel ophef aankondigen.
      Annoncer quelque chose en fanfare.

Synonymes[modifier le wikicode]

Taux de reconnaissance[modifier le wikicode]

En 2013, ce mot était reconnu par[1] :
  • 100,0 % des Flamands,
  • 100,0 % des Néerlandais.

Prononciation[modifier le wikicode]

Références[modifier le wikicode]

  1. Marc Brysbaert, Emmanuel Keuleers, Paweł Mandera et Michael Stevens, Woordenkennis van Nederlanders en Vlamingen anno 2013: Resultaten van het Groot Nationaal Onderzoek Taal, Université de Gand, 15 décembre 2013, 1266 p. → [lire en ligne]