dwang
Néerlandais[modifier le wikicode]
Étymologie[modifier le wikicode]
- À rapprocher de l’allemand Zwang.
Nom commun [modifier le wikicode]
dwang \Prononciation ?\ masculin (Indénombrable)
Dérivés[modifier le wikicode]
- bestuursdwang
- consciëntiedwang
- dwangarbeid
- dwangarbeider
- dwangbeeld
- dwangbehandeling
- dwangbevel
- dwangbeweging
- dwangbuis
- dwangburcht
- dwangeconomie
- dwanggedachte
- dwanghandeling
- dwangligging
- dwangmaatregel
- dwangmatig
- dwangmedicatie
- dwangmiddel
- dwangmolen
- dwangnagel
- dwangneurose
- dwangneurotisch
- dwangopname
- dwangpositie
- dwangrail
- dwangsom
- dwangstand
- dwangstoornis
- dwangverkoop
- dwangverpleging
- dwangvoeding
- dwangvoorstelling
- geloofsdwang
- gewetensdwang
- groepsdwang
- lijfsdwang
- loodsdwang
- molendwang
- prestatiedwang
- rijmdwang
- systeemdwang
- vaccinatiedwang
- zetdwang
Taux de reconnaissance[modifier le wikicode]
- En 2013, ce mot était reconnu par[1] :
- 99,2 % des Flamands,
- 99,7 % des Néerlandais.
Prononciation[modifier le wikicode]
- (Région à préciser) : écouter « dwang [Prononciation ?] »
Références[modifier le wikicode]
- ↑ Marc Brysbaert, Emmanuel Keuleers, Paweł Mandera et Michael Stevens, Woordenkennis van Nederlanders en Vlamingen anno 2013: Resultaten van het Groot Nationaal Onderzoek Taal, Université de Gand, 15 décembre 2013, 1266 p. → [lire en ligne]