ingrijpen

Définition, traduction, prononciation, anagramme et synonyme sur le dictionnaire libre Wiktionnaire.

Néerlandais[modifier le wikicode]

Étymologie[modifier le wikicode]

Étymologie manquante ou incomplète. Si vous la connaissez, vous pouvez l’ajouter en cliquant ici.

Verbe [modifier le wikicode]

Présent Prétérit
ik grijp in greep in
jij grijpt in
hij, zij, het grijpt in
wij grijpen in grepen in
jullie grijpen in
zij grijpen in
u grijpt in greep in
Auxiliaire Participe présent Participe passé
hebben grijpen ind ingegrepen

ingrijpen transitif

  1. Intervenir.
    • Zonder ingrijpen op relatief korte termijn komt in ons land de personeelsstructuur van Defensie in het gedrang. — (Redactiecomité, « Voorwoord », in Visie Landcomponent 2020 - “Boots on the Gound”, Belgisch Militair Tijdschrift / Revue militaire belge, juin 2014, page 6)
      La traduction en français de l’exemple manque. (Ajouter)

Synonymes[modifier le wikicode]

Taux de reconnaissance[modifier le wikicode]

En 2013, ce mot était reconnu par[1] :
  • 100,0 % des Flamands,
  • 99,7 % des Néerlandais.

Prononciation[modifier le wikicode]

Références[modifier le wikicode]

  1. Marc Brysbaert, Emmanuel Keuleers, Paweł Mandera et Michael Stevens, Woordenkennis van Nederlanders en Vlamingen anno 2013: Resultaten van het Groot Nationaal Onderzoek Taal, Université de Gand, 15 décembre 2013, 1266 p. → [lire en ligne]