zíj

Définition, traduction, prononciation, anagramme et synonyme sur le dictionnaire libre Wiktionnaire.
Voir aussi : zij, zíj́, zìj, zìj̀

Néerlandais[modifier le wikicode]

Forme de pronom [modifier le wikicode]

zíj \zɛɪ\

  1. Forme emphatique de zij.
    • Odette (Michelle Martin) vraagt zich af waarom zíj de meest gehate vrouw van het land is, en niet Lhermitte, die haar moordplan zo koelbloedig voorbereidde en uitvoerde. Odette moet boeten voor iets wat ze juist níet heeft gedaan. — (« Gehaat, om wat ze níet deed », dans Trouw, 24 janvier 2016 [texte intégral])
      La traduction en français de l’exemple manque. (Ajouter)

Notes[modifier le wikicode]

L’orthographe de 1996 préconise la graphie zíj́, si techniquement possible.