zíj́n
:
Néerlandais[modifier le wikicode]
Forme d’adjectif possessif [modifier le wikicode]
zíj́n \ˈzɛɪn\ (Orthographe de 1996)
- Forme emphatique de zijn.
De moeilijkheid zit nu hierin dat ik ervoor gekozen heb te proberen háár invalshoek te belichten, háár stem te vinden, maar ik moet dat wel doen met zíj́n gegevens, zíj́n woorden.
— (Gloria Wekker, « De mooie Joanna en haar huurling », dans OSO. Tijdschrift voor Surinaamse Taalkunde, Letterkunde en Geschiedenis, no 3, 1984 [texte intégral])
Forme de verbe [modifier le wikicode]
zíj́n \ˈzɛɪn\ (Orthographe de 1996)
- Forme emphatique de zijn.
En ja: Italianen zíj́n natuurlijk ook de meesters in het schoenmaken.
— (« Dit Belgische schoenlabel is ideaal voor de comfortabele maar chique modemomenten », dans L’Officiel België, 24 juillet 2020 [texte intégral])- Et oui: les Italiens sont bien naturellement aussi les maîtres du nettoyage.