aanbelangen

Définition, traduction, prononciation, anagramme et synonyme sur le dictionnaire libre Wiktionnaire.

Néerlandais[modifier le wikicode]

Étymologie[modifier le wikicode]

Formé sur le mot lang.

Verbe [modifier le wikicode]

Présent Prétérit
ik belang aan belangde aan
jij belangt aan
hij, zij, het belangt aan
wij belangen aan belangden aan
jullie belangen aan
zij belangen aan
u belangt aan belangde aan
Auxiliaire Participe présent Participe passé
hebben aanbelangend aanbelangd

aanbelangen \Prononciation ?\ (voir la conjugaison)

  1. Concerner, être en relation avec.

Synonymes[modifier le wikicode]

Taux de reconnaissance[modifier le wikicode]

En 2013, ce mot était reconnu par[1] :
  • 96,9 % des Flamands,
  • 27,7 % des Néerlandais.

Prononciation[modifier le wikicode]

Références[modifier le wikicode]

  1. Marc Brysbaert, Emmanuel Keuleers, Paweł Mandera et Michael Stevens, Woordenkennis van Nederlanders en Vlamingen anno 2013: Resultaten van het Groot Nationaal Onderzoek Taal, Université de Gand, 15 décembre 2013, 1266 p. → [lire en ligne]