doortrekken

Définition, traduction, prononciation, anagramme et synonyme sur le dictionnaire libre Wiktionnaire.

Néerlandais[modifier le wikicode]

Étymologie[modifier le wikicode]

Composé de “door” et “trekken”.

Verbe [modifier le wikicode]

Présent Prétérit
ik trek door trok door
jij trekt door
hij, zij, het trekt door
wij trekken door trokken door
jullie trekken door
zij trekken door
u trekt door trok door
Auxiliaire Participe présent Participe passé
hebben trekken doord doorgetrokken

doortrekken transitif

  1. Subir.
  2. Saturer.
  3. Prolonger, allonger.
  4. Tirer la chasse d'eau.

Synonymes[modifier le wikicode]

prolonger, allonger
saturer
tirer la chasse d'eau

Taux de reconnaissance[modifier le wikicode]

En 2013, ce mot était reconnu par[1] :
  • 99,5 % des Flamands,
  • 99,3 % des Néerlandais.

Prononciation[modifier le wikicode]

Prononciation manquante. (Ajouter)

Références[modifier le wikicode]

  1. Marc Brysbaert, Emmanuel Keuleers, Paweł Mandera et Michael Stevens, Woordenkennis van Nederlanders en Vlamingen anno 2013: Resultaten van het Groot Nationaal Onderzoek Taal, Université de Gand, 15 décembre 2013, 1266 p. → [lire en ligne]