inspelen

Définition, traduction, prononciation, anagramme et synonyme sur le dictionnaire libre Wiktionnaire.

Néerlandais[modifier le wikicode]

Étymologie[modifier le wikicode]

Composé de in et de spelen.

Verbe [modifier le wikicode]

Présent Prétérit
ik speel in speelde in
jij speelt in
hij, zij, het speelt in
wij spelen in speelden in
jullie spelen in
zij spelen in
u speelt in speelde in
Auxiliaire Participe présent Participe passé
hebben spelen ind ingespeeld

inspelen \Prononciation ?\ transitif ou intransitif

  1. (Musique) Travailler, essayer.
    • een piano inspelen
      travailler un piano
    • (Sens figuré) ingespeeld zijn op
      être rodé à
    • (Sens figuré) hij is ingespeeld op onze methodes
      il a été rodé à nos méthodes
  2. Miser sur, tabler sur.
  3. Anticiper, se préparer, réagir.
  4. S’aligner sur, se conformer à, s’adapter à
    • inspelen op de behoeften van de consument
      satisfaire les besoins du consommateur

Taux de reconnaissance[modifier le wikicode]

En 2013, ce mot était reconnu par[1] :
  • 98,2 % des Flamands,
  • 100,0 % des Néerlandais.

Prononciation[modifier le wikicode]

Références[modifier le wikicode]

  1. Marc Brysbaert, Emmanuel Keuleers, Paweł Mandera et Michael Stevens, Woordenkennis van Nederlanders en Vlamingen anno 2013: Resultaten van het Groot Nationaal Onderzoek Taal, Université de Gand, 15 décembre 2013, 1266 p. → [lire en ligne]